Het is zondagmiddag, eerder die week hebben we elkaar kort gesproken…
…en deze afspraak gemaakt. Met mijn vest dichtgehouden tegen de wind steek ik de straat over richting het gebouw. In mijn tas heb ik een vershouddoos. Ik wandel het gebouw binnen en ga op zoek naar het juiste kamernummer. Als ik aankom bij de juiste kamer, kijk ik door het raam naar binnen. Ik zie dat ze in slaap is gevallen in haar stoel. Even twijfel ik of ik wel moet kloppen ik wil haar eigenlijk niet wakker maken maar weet dat ze uitkijkt naar dit bezoek.
Ik klop zachtjes op het raam en ze kijkt op. “Binnen!” klinkt er. Ze is blij mij te zien. Ondanks dat ze een stuk kleiner en fijner is dan ik knuffelt ze mij bijna fijn als ik voor haar sta. Ik zet een kopje thee voor ons beide en vertel dat ik wat lekkers heb meegenomen. Ik heb geen idee hoe haar eetlust momenteel is met alle behandelingen en besluit het stuk in drieën te snijden…voor ieder van ons een stuk en het andere stuk zet ik in de koelkast voor de dag erna.
We gaan zitten, drinken thee, beginnen met praten en ondertussen smikkelen we allebei heerlijk van de taart met kersen. Ik vraag over hoe ze haar kamer vindt, ze vindt het fijn, ze kan lekker naar buiten kijken met veel groen, soms is het wel wat donker door de bomen maar wel veel rustiger dan de voorkant van het gebouw. Ze vertelt haar nieuwtjes en ze vraagt naar mij en de kinderen, hun opleidingen en de mijne. Ze kent mij tenslotte al vanaf het moment dat ik geboren was.
Het gesprek gaat niet alleen over koetjes en kalfjes. We weten tenslotte allebei dat de situatie onomkeerbaar is. En ze weet dat ik ook over dit onderwerp kan praten. Ondanks een verschil in generatie hebben we een interessant gesprek over leven, ziek worden, de wensen rondom het levenseinde, de uitvaartwensen, het hiernamaals en het geloof dat daarin doorklinkt. Ik vraag of lezen nog gaat. “Nou”, zegt ze, “dat gaat moeilijk.” “Vindt u het fijn als ik een stuk uit de Bijbel lees?” Ja, knikt ze blij. Ze vertelt me waar die ligt. Als ik vraag of ze een voorkeur heeft zegt ze; “Korinthe maar ik weet niet meer precies welk stuk.” Ik zoek Korinthe op en zie een briefje zitten. Het is niet haar handschrift want die ken ik ondertussen wel naar alle ontvangen verjaardags- en kerstkaarten. Ze denkt dat het van de dominee is die haar ook bezoekt. Ik begin te lezen, af en toe kijk ik op of ze alles goed kan verstaan. Met een glimlach om haar lippen zit ze rustig te luisteren. We praten nog even door over de tekst en het geeft mij een gerust gevoel om te horen dat ze geen angst heeft voor de dood.
Ik zie dat ze vermoeid raakt. Het wordt tijd en ik geef aan dat ik naar huis ga.
Als ik opsta en mijn tas op de stoel zet begint ze weer te vertellen. Ik ga weer zitten en luister naar wat ze kwijt wil tot ze klaar is. Wij staan op en ik geef haar een knuffel. Ze zegt; “Ik heb zo’n fijne middag gehad…dankjewel!” En ze knuffelt mij weer fijn. Mijn hart kraakt. Ik weet namelijk niet of ik haar nog een keer in levende lijve zal zien.
Eén ding weet ik wel. Ik heb door mijn nabijheid een kers op de taart van vandaag kunnen plaatsten voor haar. En ik wens dat ik nog vele kersen mag plaatsen.